Het ontwaken van de Schildwacht van de Roze Vlam

🌱 De Wachteres en het Hart van het Woud 🌱
In een vergeten herberg, ergens tussen sterrenbeelden en oude legenden, ontmoetten drie goden elkaar om het einde van een dreiging te vieren…
Loki, de reiziger van chaos; Dionysos, de eeuwige gastheer van waanzin; en Ragutis, de wever van schuim en verhalen van gerst.
—En toen ik dacht dat de Nevel van Vergetelheid had gewonnen en dat de Noordas verloren was… boem! Daar verscheen de Wachter van het Blauwe Licht, vliegend op een ongelooflijk wezen: half valk, half tijger. Ik had Surtr natuurlijk ook zelf kunnen verslaan… maar ach, jullie weten wel dat ik nooit zo happig ben op het hele heldengedoe —zei de goede Loki, zonder te merken dat een vreemde schaduw hem sinds die laatste strijd was gevolgd.
—Bij Odins donder en de waanzin van de Olympus! Laat ons drinken op de overwinning! —riep Dionysos, terwijl hij zijn beker vol vloeibare sterren omhoog hief—. Ik zei het toch, de wachters van de Eeuwige Vlam stellen nooit teleur. Die jongeman van het blauwe licht heeft meer moed dan menig god samen.
Ragutis lachte.
—Als de Nevel van Vergetelheid ooit de Baltische bossen bereikt… en het zou durven Zemyna aan te raken… dan zou de hele wereld verdorren. Kunnen jullie je dat voorstellen? Een wereld zonder zaden, zonder lentes, zonder haver om bier van te brouwen! Nee, nee, nee! Maar ach… dat zal nooit gebeuren.
Een fluistering gleed door de lucht.
De schaduw achter Loki scheidde zich van zijn lichaam.
De bellen stopten met dansen.
En tussen de damp van het bier en de rook van de wijn…
luisterde de Nevel.
Toen gleed een schaduw de deur binnen en sloot die met een oeroud klikgeluid.
De drie feestende goden zaten gevangen in hun eigen viering.
De Nevel wist nu waarheen te gaan.
🌟🌟
🌀 Het Gefluister van de Vergetelheid
Die dag kwam Mariana vroeg thuis. Ze wist zelf niet goed waarom.
De zon en de maan leken ruzie te hebben in de hemel: de een wist niet wanneer te verschijnen, de ander wilde niet verdwijnen.
Mensen haalden het noorden en het zuiden door elkaar, alsof de wereld zelf de weg kwijt was.
En dan… dat vreemde tik-tok.
Een metalen, hardnekkig geluid dat in haar hoofd dreunde,
alsof haar geest een verborgen klok verborg,
die iets afmat wat zij nog niet begreep.
—Wat doe jij zo vroeg hier? —vroeg Ignacio—. Had je geen college?
—Ik weet het niet —zei Mariana, terwijl ze haar hand tegen haar voorhoofd legde—. Ik was in de war. Ik wist niet meer of ik les had op de noordcampus of de zuid… En ik heb een raar tik-tok in mijn hoofd. Alsof er een piep blijft hangen. De mensen op straat deden ook vreemd.
Ignacio verstijfde.
—Hoor jij het ook?
—Ja —antwoordde Mariana, alsof ze zich opeens iets minder alleen voelde—. Maar ik heb al een pijnstiller genomen. Het zal vast wel overgaan…
Toen ze haar ogen sloot, vond ze geen slaap.
Ze vond… een draaikolk.
Een wervel van beelden begon in haar geest te draaien:
bomen die ademden, wortels die zongen, bloemen van kristal, gouden slangen verborgen tussen de bladeren…
Waren het herinneringen?
Dromen?
Of tekens?
Toen ze ontwaakte, brak het zonlicht door het raam van haar kamer.
En voor het eerst in dagen leek de hemel… normaal.
De maan danste niet langer met de zon in die verwarde, ongeordende dans.
De wereld leek, althans vanuit haar raam, weer te weten hoe te functioneren.
Mariana liep naar het glas en keek naar de boom in het park voor het huis.
Die boom die altijd schaduw gaf op de heetste dagen.
En daar was het.
Een silhouet.
Dun, golvend.
Als een slang… of misschien iets onbenoembaars.
—Mari, het ontbijt staat op tafel. We wachten op je —zei Ignacio, terwijl hij de deur opende.
—Heb je gemerkt dat de maan niet meer naast de zon staat? —antwoordde Mariana, zonder haar blik van de boom af te wenden—. Het lijkt erop dat hij zich herinnerde waar hij zich moest verbergen.
Ignacio glimlachte met die vreemde kalmte van iemand die meer weet dan hij laat blijken.
—Dat heb ik zeker gemerkt. Het lijkt erop dat iemand de Poolster terugbracht naar de kompassen van het universum… hehehe.
—Maar waar kijk je zo naar?
—Zie je het niet? —vroeg Mariana, onbeweeglijk.
—Wat dan? —antwoordde Ignacio.
—De slang. Ik voel dat ze me volgt… dag en nacht.
Ignacio kneep zijn ogen samen.
—Ik zie geen slang. Nou ja… ik zie dat die arme boom zijn herfst in is gegaan. Elke dag lijkt hij droger.
Hij pakte haar hand met tederheid.
Maar in zijn ogen, voor een kort en magisch moment…
flitste er een roze vonk.
Die dag had Mariana een excursie met haar universiteitsklas.
Ze bezochten een ecologisch project aan de rand van Bogotá.
Maar hoe ze ook probeerde zich te concentreren, er liet haar iets niet met rust.
Dat vreemde tik-tok dreunde nog steeds in haar hoofd.
En tussen de dorre bladeren en dichte struiken langs het pad… die gestalte.
Hetzelfde kronkelende silhouet, als een gouden echo die haar overal volgde.
—Mari… zie je dat dingetje dat vliegt tussen de bloemen? —vroeg Mora, haar beste vriend, terwijl hij naar lage planten wees.
—Wat? De vlinder? —antwoordde Mariana, zonder weg te kijken.
—De wát…? Wat is een vlinder? Nee, nee… ik bedoel dat dingetje dat vliegt tussen de roze bloemen
—zei Mora, terwijl hij zijn hoofd krabde.
Mariana keek hem vreemd aan.
—Dat dus, de vlinder… die tussen de rozen vliegt.
Ze zweeg even.
—Hoewel… nu je het zegt… ik heb al dagen geen vlinders gezien. En ook geen rozen.
En daar was ze weer.
De slang.
Tussen de struiken.
Die haar in stilte gadesloeg.
—Zeg me dat je haar ziet… alsjeblieft, Mora. Zeg dat je die slang ziet. Ze blijft me volgen…
—De wát? Mari, waar heb je het over? Vlinderdingen… roze dingen… slangen? Je doet de laatste tijd echt raar —zei Mora met een nerveus lachje—.
Maar kom, de prof gaat uitleg geven over deze plek.
—Ga jij maar… ik kom zo —fluisterde Mariana.
Terwijl haar klasgenoten zich verwijderden tussen gefluister en mappen, besloot Mariana naar de struik toe te lopen.
De vlinder verdampte in de lucht.
De rozen… verloren hun kleur.
Van roze werden ze groen, alsof ze vergeten waren dat ze ooit bloemen waren.
Het tik-tok in haar hoofd dreunde harder.
Maar nu… mengde zich er een nieuw geluid bij: een gesis.
Een sissend gefluister.
Eerst was het onbegrijpelijk.
Maar hoe dichter ze bij het wezen kwam, en hoe dieper ze in zijn gouden ogen verdronk…
hoe meer het gefluister zich vormde tot woorden, alsof de wind zelf had leren spreken.
—Waaaaaachteeereeeees… ik zooooocht jeeeeeeee…
weeeeeee hebben jeeeeeeeee noooodigggggggg…
De stem gleed als oude lucht.
Een echo vol urgentie.
Žaltys, de slang, bewoog.
Ze kronkelde om een dode tak en maakte die lichtgevend.
Haar gouden huid pulseerde als een verborgen zon in de schaduw.
Mariana’s ogen trilden.
—Praat je tegen mij? —vroeg ze, terwijl ze een stap achteruit deed—.
Wie is die Wachteres? Waarom volg je me?
Er kwam geen duidelijk antwoord.
Alleen aanwezigheid.
Een omhullende aura.
Toen begon de rozenstruik voor haar —die eerder vol kleur was— te verwelken.
De bloemblaadjes vielen als zuchten.
De bladeren werden tot as.
En recht voor Mariana…
een blad.
Een blad van kristal.
Dat in de lucht zweefde.
Langzaam ronddraaiend, als een veer gevangen in de tijd.
—Aaaalsjeblieeeeeeef… kooooom… met miiiiiiiiij…
De ogen van Mariana lichtten op.
Een roze gloed borrelde uit haar binnenste.
Zonder te begrijpen waarom, zonder het zelfs maar te bevragen, strekte ze haar hand uit.
En raakte het kristallen blad aan.
Op dat moment verhieven de dode bladeren van het woud —dat woud dat leek te sterven tussen fluisteringen en herinneringen— zich in een wervelwind.
Ze draaiden als een storm van vergeten herinneringen, die tijd, ruimte… en meer doorboorden.
En in een oogwenk…
transformeerde het bos.
Weelderig.
Vol leven.
Met een geur van vochtige aarde die in stilte leek te zingen.
Mariana bedekte haar ogen, verward.
—Wees niet bang, Wachteres… we wachtten op je —klonk een warme stem.
Toen ze haar ogen opende… zag ze haar.
Een vrouw met haar als vuur en een wijze blik, wier loutere aanwezigheid vrede uitstraalde.
Het was Laima.
En naast haar, rond haar schouders, schitterde Žaltys als een levende draad van gouden licht.
—Waar ben ik? Wat gebeurt hier? Wie ben jij? —vroeg Mariana.
—Ik ben Laima, Wachteres. Een oude vriendin van je grootmoeder.
En dit is Žaltys, mijn zonneslang, een oude boodschapper van hoop. Alleen jij kunt hem zonder angst horen.
Laima zuchtte pijnlijk.
—We dachten dat we de Nevel van Vergetelheid voorgoed hadden opgesloten, maar het was niet genoeg. De Wachter van het Blauwe Licht en de Beschermster van de Ster hebben het onmogelijke gedaan om haar in toom te houden… maar dit keer hebben we jouw wijsheid nodig.
—Ik denk dat je me verwart met iemand anders —zei Mariana zenuwachtig—. Mijn oma Flor… is gewoon een oma. En ik weet niet wie die wachter of beschermster zijn.
Laima glimlachte teder.
—Ik weet heel goed wie je bent. Je hoeft het je alleen maar te herinneren. De Roze Vlam brandt in jou. En ja… we hebben je nodig.
Een zachte donder daalde uit de hemel.
De lucht trilde.
En Perkūnas verscheen, de god van de donder, indrukwekkend en plechtig.
—Wachteres —zei hij, terwijl hij zich boog—. Even dacht ik dat je vergeten was wie je bent. Bedankt dat je op onze roep bent ingegaan.
—Nee… ik weet niet van welke Wachteres jullie spreken. Ik moet terug… mijn professor wacht… —stamelde Mariana.
Uit de diepte van het bos sprong een hert, galopperend van angst.
Net voor het haar bereikte… verdween het in de lucht.
Perkūnas fronste.
—Velnias is dichtbij. Het bos verliest zijn evenwicht. Ik moet de wezens tegenhouden… maar ik zal je volgen, Wachteres. Je staat niet alleen.
En hij verdween in een bliksemschicht.
Laima zakte op haar knieën, uitgeput.
Haar ogen glansden van verdriet.
—Mijn krachten raken op… —fluisterde ze—. De Nevel van Vergetelheid heeft een pact gesloten met Velnias. Ze hebben Zemyna gevangen. En ze wissen elk spoor van de natuurlijke orde uit.
—Elke dag slijt mijn energie, terwijl ik de wortels probeer levend te houden… maar het is niet genoeg. Daarom hebben we jou nodig.
Mariana keek haar verstijfd aan.
—Alsjeblieft… begrijp het. Ik weet niet van welke Wachteres je spreekt. Ik… ik weet niet of ik iets kan doen.
Laima haalde diep adem.
Een laatste vonk licht danste in haar handen.
—Ik moet me verenigen met de wortels van het bos. Alleen zo kan ik de stroom van de natuur nog even behouden.
—Maar jij… jij moet dit pad volgen. Zoek Zemyna. En voorkom dat de Nevel en Velnias de kracht van het leven zelf uitwissen.
Mariana wilde iets zeggen…
maar het was al te laat.
Als een zucht van hoop loste Laima op tussen het mos en het gras.
Mariana bleef achter.
In een oeroud woud.
Voor een pad dat zich een weg baande tussen takken, bladeren…
en nog slapende herinneringen.
…wachtend om te ontwaken.
🌟🌟🌟

🌟 De Zomer van de Nostalgie
—Word wakker… word wakker, Mariana… —herhaalde ze in stilte, terwijl ze nog steeds de lichtflitsen zag die Laima’s lichaam had achtergelaten toen het zich oploste tussen de wortels.
“Waarom deed ze dat? Waarom offerde ze zich op? —vroeg ze zich af—.
Wie ben ik? Waarom herinner ik me niets…?”
Het echo van haar gedachten werd beantwoord door een gesis.
Traag. Golvend.
Als een oude wind die leerde woorden uit te spreken.
—Heeeet opofffffeeeeeringgggg vannnn LAAAAImaaaaaa…
kooooomtttttt van heeeet haaaaarrrrt…
Žaltys gleed tussen de wortels in de buurt, terwijl gouden lichtflitsen de aarde verlichtten.
Mariana keek toe hoe hij dichterbij kwam, met een mengeling van angst en opluchting.
—Alsjeblieft… help me wakker te worden —zei ze met gebroken stem—.
Ik wil terug naar huis… naar waar ik thuishoor.
De zonneslang boog zijn kop, alsof hij meer begreep dan ze zei.
Zijn ogen glansden als spiegels van de dageraad.
—Jijjjj beeeeent alllll daarrr waarrr je thuishoort…
en je staaaaat op heeeet punt om wakkerrrr te worden…
🌟🌟
De slang schoof langzaam vooruit, als iemand die het pad kende nog vóórdat de wegen bestonden.
Mariana daarentegen bleef achter, aarzelend. Ze keek om zich heen en begreep dat er geen uitweg was: ze kon alleen maar volgen.
Ze merkte dat Žaltys voortbewoog met een vreemde kalmte, stoppend bij elke gevallen tak, alsof hij stemmen hoorde die zij niet kon horen.
Bij elke stap raakten de wortels van het bos meer verstrikt in haar schoenen.
Ze struikelde, stopte, zuchtte.
Toen draaide Žaltys zijn kop. Zijn gouden ogen keken haar intens aan.
Dit keer was er geen gesis. Geen woorden.
Alleen een directe stem, in haar geest:
“Doe ze uit.
Voel de aarde.
Het contact is verloren… en zo kun je niet ontwaken.”
Mariana aarzelde. Ze keek naar haar versleten universiteitssneakers, alsof die het laatste “normale” waren dat ze in dit onmogelijke bos had.
Maar uiteindelijk zuchtte ze en boog zich neer.
Ze deed haar schoenen uit.
De kou van de aarde verraste haar eerst… maar daarna voelde ze iets anders: een pols.
Alsof er een hart onder haar voeten klopte.
Het bos ademde.
Op dat moment lichtte een dorre boom zacht op.
Tussen zijn takken spartelde een klein elfje wanhopig: één van haar vleugels zat vast in de bast.
Mariana rende erheen om te helpen.
Ze probeerde haar voorzichtig los te maken, maar de splinters scheurden haar universiteitsuniform.
Het kon haar niets schelen.
Ze bleef volhouden, tot de vleugel bevrijd was.
Het elfje fladderde voor haar, met glanzende, dankbare ogen.
Ze leek iets te willen zeggen… maar voordat er een geluid klonk, veranderde het licht.
Tussen het geruis van de bomen verscheen een gestalte.
Het was niet het elfje.
Het was niet Žaltys.
Het was… haar grootmoeder Flor.
Of althans, iemand die er precies zo uitzag.
—Oma Flor! —riep Mariana, terwijl een golf van opluchting haar ogen met tranen vulde—. Wat fijn dat je hier bent. Ik weet niet wat er gebeurt… alles is zo verwarrend. Breng me alsjeblieft naar huis.
Žaltys kronkelde subtiel om haar voeten.
Dit keer kwam zijn stem niet als gesis, maar als een duidelijke gedachte in Mariana’s geest:
“Voorzichtig, Wachteres… dingen zijn niet altijd wat ze lijken.
De Nevel van Vergetelheid weet zich te vermommen om ons te misleiden.”
Mariana klemde haar lippen op elkaar.
—Het is mijn oma, zie je dat niet? —fluisterde ze met gebroken stem—. Ze staat voor me…
De vrouw lachte.
Maar het was niet de warme, zachte lach die Mariana zich herinnerde.
Het was een scherpe, gebroken lach, die vreemd weerklonk in het bos.
Haar ogen… straalden geen vrede of tederheid.
Ze gloeiden met een onheilspellend licht.
—Dus jij bent de Wachteres van de Roze Vlam —zei de figuur spottend, met haar hoofd schuin—. Je zet nog maar net een voet in het Baltische woud en je studentenuniform hangt al in flarden… Wat een teleurstelling.
Mariana deed een stap achteruit.
Een rilling liep door haar lichaam.
Er klopte iets niet.
Met een knip van haar vingers hief de “oma Flor” haar hand.
Het elfje dat Mariana nog maar net had bevrijd, werd naar haar toe gesleurd, gevangen door een onzichtbare kracht.
Het kleine wezen sloeg wanhopig met haar vleugels… tot een laatste vonk van pollen uitdoofde in haar handen.
De valse oma begon te lachen.
Haar lichaam trilde, kraakte, veranderde.
Zwarte veren groeiden uit haar huid als vreemde vlammen.
Haar armen verlengden zich, haar ogen werden een draaikolk van chaos.
In seconden brak de illusie.
Oma Flor was verdwenen.
Voor Mariana stond nu een mensachtig wezen, bedekt met veren, met een brandende blik en een krankzinnige grijns.
Het was Aitvaras, de geest van chaos.
—Waar is mijn oma? Wie ben jij? Wat heb je met haar gedaan? Laat dat elfje gaan, ze heeft je niets misdaan! —schreeuwde Mariana, terwijl ze voor het eerst een vonk van kracht in zichzelf voelde.
Aitvaras lachte spottend.
—Arme Wachteres? Nee, nee… misschien heb je gelijk. Misschien bén jij de Wachteres helemaal niet. Misschien ben je gewoon een verward meisje… En wil je dat ik het elfje bevrijd dat je net gered hebt?
Hij hief een met veren bedekte hand.
—Het Vergetelheid zal heersen over het Baltische woud. Niets zal gered worden.
Hij knipte met zijn vingers.
Het elfje verdween in een grijze flits.
—Nee! —riep Mariana, terwijl ze achteruit week—. Waarom doe je dit? Wat heeft dat kleine wezen je aangedaan?
Aitvaras kantelde zijn hoofd, met een scheve glimlach.
—Wil je haar helpen? Bewijs het dan.
Als je écht denkt dat jij de Wachteres van de Roze Vlam bent… kom naar voren.
Houd me tegen.
Mariana aarzelde.
Haar voeten beefden op de vochtige aarde.
Žaltys, nog steeds rond haar enkels gekronkeld, klemde zich steviger vast, alsof hij haar moed wilde geven.
“Vertrouuuuuuw ooooop jezeeeeelfffff,
Waaaaaaachteresssssss…
de kráááááácht issssss in jouuuuuuuuu…”
Mariana sloot haar ogen, hield haar adem in.
En toch… deed ze een stap achteruit.
Haar blik kruiste de chaotische ogen van Aitvaras.
—Ik wist het —lachte de geest—. Jij bent niet klaar om het Baltische woud te redden.
Het Vergetelheid zal triomferen!
Hij knipte nogmaals met zijn vingers.
Žaltys brak uiteen in een wervel van gouden stof.
De zonneslang loste op in het niets.
Het hele bos dreunde op de lach van Aitvaras.
Daarna… stilte.
Mariana zakte op haar knieën.
Voor het eerst sinds ze dit rijk was binnengetreden, begreep ze dat alles werkelijk was.
Dat ze aan het verliezen was.
Ze miste haar oma Flor.
Ze miste Ignacio.
En in eenzaamheid, met een gebroken hart, viel ze neer op de grond.
Het tik-tok in haar hoofd dreunde harder dan ooit…
alsof de tijd zelf haar voortduwde naar een lot waaraan ze niet kon ontsnappen.

🍂 Herfst – De kiem van de herinnering 🌱🌀
Ze duwde haar handen in het droge gras.
Ze voelde hoe de bladeren van het woud onder haar vingers verbraken,
hoe de bomen hun kronen één voor één lieten vallen…
alsof de herfst plots was neergedaald
en haar eenzamer achterliet dan ooit.
In haar hoofd echoden de laatste woorden van Žaltys:
“De kracht is in jou… de kracht is in jou…”
Een traan gleed over haar wang.
Toen die op de uitgedroogde aarde viel, gebeurde er iets.
De tijd stond stil.
Een warme glans ontsprong uit de vochtige afdruk die de traan had achtergelaten.
Als een zachte hartslag.
Als een vonk van hoop.
Uit de grond werd een plantje geboren.
Teer, bevend, verlicht door een rozige energie.
Mariana deinsde instinctief terug,
maar dat licht deed geen pijn.
Integendeel: het bracht vrede.
De piepkleine blaadjes begonnen te bewegen, alsof ze een wil hadden.
Ze verlengden zich, tot onhandige armpjes.
Bovenaan schoot een klein paddenstoeltje tevoorschijn, en daaronder…
openden zich twee oogjes, glanzend als vochtige sterren.
De stengel werd bedekt met zacht mos.
Twijgjes vormden zijn lichaampje.
Toen het mos zijn gezichtje bereikte, nieste het wezentje.
Een ondeugend niesje.
Een puf die stof en droge bladeren deed opwaaien.
En zo werd hij zichtbaar:
een piepklein wezen van jonge houtnerf, twijgjes, zwammen en mos,
met een kloppende lichtvonk in zijn borst.
Datzelfde licht dat in Mariana brandde…
al wist ze het nog niet.
Mariana kon niet geloven wat ze zag.
Een onverklaarbare warmte, een tederheid die ze sinds haar kindertijd niet meer kende,
borrelde in haar borst op.
Dat kleine wezen was uit haar traan geboren, precies toen ze zich het meest alleen voelde.
Het groene spruitje keek haar recht in de ogen.
Het klopte het stof van zich af met zijn minihandjes, glimlachte…
en waggelde naar haar toe.
Hij was zo klein dat hij ternauwernood één van Mariana’s handen kon omarmen.
Een piepkleine omhelzing.
Eentje die alles zei.
—Wie… wie ben jij? —vroeg Mariana, niet begrijpend wat er gebeurde.
Van hoog in een boom klonk een diepe, rustige stem:
—Het is een Giruki, een boskind.
Ze worden zelden geboren onder de ogen van mensen… en jij hebt hem geschapen.
Het woud heeft je smeekbede gehoord.
Mariana keek omhoog.
Bovenin de boom, omhuld door bladeren en schaduw, stond zij: Medeina, godin van het woud.
—Wie ben jij? Hoelang sta je daar al? —zei Mariana gehaast—.
Er gebeurt iets, dat wéét ik… Ik voel dat ik een opdracht heb, maar ik herinner me… ik wéét niet wat ik moet doen!
Het kleine wezentje probeerde op een rots te klauteren.
Het gleed uit, stond op het punt te vallen, maar Mariana ving het snel op.
Haar hart sloeg op hol bij de gedachte hem te verliezen.
—Moet ik nu óók nog voor deze… plantenbaby zorgen? —mompelde ze, verward.
Medeina daalde sierlijk neer, alsof de bomen haar droegen.
—Ik ben Medeina, beschermster van het woud. Vergeef me dat ik er niet was toen je Aitvaras onder ogen kwam.
Maar de Nevel van Vergetelheid en Velnias vreten aan de goden van de Baltische wouden. Ik moet behoedzaam bewegen.
De godin zuchtte en keek haar teder aan.
—Toch kun je je niet voorstellen hoeveel rust het me geeft jou hier te zien, Wachteres.
—Ik bén de Wachteres niet —antwoordde Mariana, met gebroken stem—.
Als ik het was, had ik het elfje gered.
En Žaltys… Žaltys zou nog bij me zijn.
Terwijl ze sprak, nestelde de kleine Giruki zich in haar schoot en speelde met een lok van haar haar.
Nog zonder naam, maar al onverbrekelijk.
—Jawél —zei Medeina vastberaden, terwijl ze twijgjes vlocht met de zachtheid van iemand die elke vezel van het woud kent—.
Wanneer de Hoeders van de Eeuwige Vlam opgroeien, vullen hun levens zich met verantwoordelijkheden en… vergeten ze.
Maar de kracht verlaat hen nooit.
En jij, Wachteres, bent een sterke, dappere vrouw geworden sinds ik je voor het laatst zag.
Mariana liet haar blik zakken, bezwaard door die woorden.
—Ik vrees dat jullie op de verkeerde persoon vertrouwen… —fluisterde ze, terwijl ze voorzichtig het gezichtje van het wezentje schoonveegde.
Medeina maakte haar vlechtwerk af.
Uit haar handen kwam een buidel tevoorschijn van verse bladeren en levende vezels.
Ze overhandigde hem plechtig aan Mariana.
—We mogen geen tijd verliezen.
Draag je kleine beschermer dicht bij je hart… en laten we verder gaan.
Deze strijd winnen we samen.
Mariana nam de buidel aan en opende hem aarzelend.
De kleine Giruki klauterde onhandig naar binnen, rolde zich op, en gaapte alsof hij zijn hele leven al op die plek had gewacht.
Mariana keek naar hem, en een onverwachte tederheid overspoelde haar.
Alsof het woud haar in dit kleine wezen teruggaf wat ze verloren waande:
gezelschap, hoop… en een nieuw begin.

❄️ Winter – De leegte van de herinnering 🌫️💔
De schreeuw die de vlam wekt 🌸🔥
En zo gingen de godin van het woud, de Wachteres van de Roze Vlam en het kleine groene wezen verder tussen kale takken.
Het woud verloor zijn bladeren.
De lucht werd koud en droevig.
Medeina liep voortdurend op haar hoede, met haar ogen overal tegelijk.
Ondertussen kronkelde de kleine Giruki onrustig in de draagdoek, speels, alsof hij zijn comfortabele plekje wilde ontvluchten.
Mariana hield hem teder vast, al leek hij te denken dat alles slechts een spel was.
De ijzige wind gleed tussen de bomen.
Bij een onoplettend moment ontsnapte het spruitje.
Toen hij de winterse bries voelde, rilde hij.
—Ik zei het je toch, klein paddestoeltje! —lachte Mariana, terwijl ze hem in haar armen wikkelde—. Blijf binnen… ik zal je beschermen tegen de kou.
Medeina keek om naar hen.
Haar glimlach was klein, maar vol betekenis.
—Je weet het nog niet —zei ze—, maar híj is jouw beschermer.
Nu is hij nog teer, en moet jij voor hem zorgen.
Je kunt hem “paddestoeltje” noemen, als je wilt… maar vergeet niet dat hij meer is dan dat: hij is een Giruki, een kind van het woud.
Je moet hem een imposante naam geven.
Een naam die respect afdwingt.
De godin sprak plechtig… maar struikelde toen over een steen en viel bijna.
Het kleine wezentje barstte in een speelse lach uit.
—Jaku, Jaku, Jaku! Jaku, Jaku, Jaku! —herhaalde hij lachend, alsof het hele woud de grap vierde.
Mariana glimlachte meteen.
—Ik weet het al… hij zal Jaku heten.
Het kleine wezen knikte blij.
Een heldere vonk lichtte in zijn borst op, kloppend met kracht.
Tevreden nestelde hij zich opnieuw in de draagdoek, alsof die naam zijn lot had bezegeld.
Medeina snoof, zogenaamd geïrriteerd, maar met verholen tederheid.
—Het klinkt niet grappig… maar ik hou ervan.
Jakubas, de geduchte beschermer van de Wachteres.
Haar lippen krulden in een glimlach.
—Ja… dat bevalt me.
Een ijzige bries omhulde hen.
De lucht werd zwaarder.
Medeina stopte, haar gezicht ernstig.
—Het spijt me, Wachteres… —zei ze met zware stem—. Ik kan niet verder met je meegaan.
De winter is te vroeg gekomen. Dat betekent dat er iets mis is in de diepte van het woud.
Ik moet Perkūnas zoeken: het evenwicht verdwijnt, de donder zwijgt.
Mariana greep haar hand wanhopig.
—Laat me niet alleen! Ik weet niet of ik het kan…
Medeina boog haar hoofd teder.
—Je bent niet alleen.
Onthoud: de kracht draag je in je binnenste.
We zien elkaar snel weer.
Het licht in de borst van kleine Jaku straalde als een baken.
Mariana drukte hem tegen haar hart.
Toen, als een storm die geen tijd kon temmen, daalde een sneeuwstorm neer met felle kracht.
Het hele woud kraakte onder het ijs.
Mariana rende, op zoek naar schuilplaats, terwijl de sneeuw met geweld neerstortte.
Plotseling klonk er een stem vanuit de diepte van een grot, gevormd door ijs en bevroren bomen:
—Wachteres… hierheen. Kom.
Jij en je kleintje hebben een toevlucht nodig…
De stem leek van overal en nergens te komen.
Mariana aarzelde… maar voelde geen angst.
Voorzichtig ging ze de grot binnen.
Daar, in de nevel, nam een silhouet vorm aan:
een vrouw gemaakt van mist en herinneringen.
Haar ogen straalden liefde en compassie… maar ook angst.
—Wie ben jij? —vroeg Mariana, terwijl ze Jaku omhelsde, die met nieuwsgierige oogjes naar buiten gluurde.
—Ik ben Lauma —antwoordde de gestalte zacht—.
Mijn koningin loste op in de wortels om de stroom van het leven te dragen.
Maar ze is niet verdwenen: ze strijdt nog steeds om het evenwicht te bewaren.
Haar energie bracht mij naar jou… om je te leiden naar de plek waar de kwaadaardige Velnias Zemyna gevangen houdt.
Mariana opende haar mond om te antwoorden, maar een echo dreunde in de grot.
Het was een vreemd, verscheurend geluid:
een mengeling van gehuil en gelach.
Haar huid trok samen van rilling.
Jaku kroop diep weg in de draagdoek, trillend.
Het echo werd intenser, tot het ijs begon te barsten.
De grot beefde heftig.
En tussen het gedreun klonk de stem als een mes:
—Het Vergetelheid heeft gezegevierd.
Het is te laat voor heldinnen die niet in zichzelf geloven…
De grond kraakte.
De muren van de grot stortten in, in een lawine van ijs.
Mariana, Jaku en Lauma wisten nauwelijks te ontkomen, hijgend, toen voor hen een imposante figuur verscheen.
Een vrouw met een bleek gezicht en ogen verscheurd door verdriet.
Haar handen leken botten, omwikkeld door schaduw.
Haar stem, een klaagzang van eeuwen.
Het was Giltinė.
De godin van de dood.
Lauma plantte zich dapper voor de schaduw neer.
—Waarom, Giltinė? Waarom heb je je aangesloten bij Velnias en de Nevel van Vergetelheid?
De godin van de dood boog haar gezicht, met bittere glimlach.
—Zie je dat niet? Zij, de goden van het licht, schitteren altijd. En wij… de anderen, de vergetenen, degenen die in stilte dienen.
Jij leefde tenminste nog onder de vleugels van Laima.
En ik? Omringd door dood. Niemand begrijpt me… niemand, behalve Velnias.
Hij biedt me een troon waar ik geen schaduw ben, maar meesteres.
—Dat is geen heerschappij! —riep Mariana, maar Giltinė hief haar hand.
—En jij, Wachteres… of ongelovige mens? Hoe wil je dat ik je noem?
Ze hief haar blik naar de ijzige hemel en murmelde woorden in een taal die noch Lauma noch Mariana verstonden.
Een draaikolk van ijs daalde neer en omgaf Lauma’s lichaam.
In enkele seconden werd ze een standbeeld van vorst.
—Wat heb je gedaan?! —riep Mariana.
🕯️ De biecht van Giltinė
“Ze zeggen dat ik de heks van de dood ben,
dat mijn tong vergif draagt en mijn adem het einde brengt.
Maar niemand herinnert zich dat ik ooit een lichtfee was.
Ik hield van bloemen, van gezang, van het gelach van kinderen.
Ik vertrouwde iedereen.
*Het waren de mensen die mij opsloten.
Zeven jaar in een donkere kist, omdat ze vreesden wat ik voorstelde.
Zeven winters waarin ik enkel mijn eigen tranen hoorde.
Toen ik ontsnapte, was mijn spiegelbeeld niet meer van mij:
mijn schoonheid was vervlogen, mijn neus werd blauw,
en in mijn mond groeide een gif dat ik nooit gevraagd had.
Ik kon niet meer omhelzen… enkel ontnemen.
Sindsdien brak mijn hart.
Ik vertrouw niemand.
Want wie bang is voor de dood, vreest ook de liefde die ik bewaarde.
Ik koos de schaduw niet.
De schaduw koos mij.
En nu… begrijpt alleen Velnias mij.”*
🌙
Mariana voelde het gewicht van het verdriet in haar woorden.
Ze drukte Jaku tegen haar borst, trillend.
Maar ze deed een stap naar voren.
—Je bent niet wreed, Giltinė.
Jij bent degene die de vermoeiden rust geeft,
degene die ogen sluit met tederheid wanneer het leven te veel pijn doet.
Je bent de brug tussen het geleefde en het eeuwige.
Je vernietigt niet: je begeleidt.
Je bent nodig… diepgaand belangrijk.
Laat je niet verblinden door loze beloften van een ambitieuze.
Het evenwicht behoort niet tot het Vergetelheid.
Het evenwicht ligt in ons.
Giltinė keek haar aan.
En heel even brandde in Mariana’s ogen het licht van de Roze Vlam.
De godin beefde, en in een opwelling sloeg ze tegen het beeld van Lauma.
—Wat… wat heb ik gedaan? —stamelde ze, terwijl ze probeerde het ijs te bevrijden.
Het blok brak in duizend stukken, vallend als gebroken spiegels op de sneeuw.
Een spottend gelach dreunde in de lucht.
Uit de storm verscheen Aitvaras, de geest van chaos, met zijn vleugels van donkere veren.
—Ik wist het. Velnias vergiste zich door jou deze taak toe te vertrouwen, Giltinė.
Je bent zwak.
—Laat haar met rust! —riep Mariana met vaste stem.
—Jullie zullen nooit winnen! Het Vergetelheid zal niet zegevieren!
Aitvaras kantelde zijn hoofd, geamuseerd.
—Wel, wel… de Wachteres vindt eindelijk moed.
Laten we zien hoe lang dat duurt.
Hij sloeg zijn armen over elkaar en knipte met zijn vingers.
Giltinė verging in een zucht van ijzige wind, meegesleurd door de storm.
—Genoeeeeeg! —brulde Mariana, met een brandend hart.
Maar Aitvaras glimlachte.
—Denk je dat dit alles is?
Hij knipte opnieuw.
Het kleine gezichtje van Jaku verscheen uit de draagdoek.
Zijn oogjes zochten Mariana.
Hij stak zijn armpjes naar haar uit… maar het was te laat.
In een oogwenk verdween Aitvaras met hem.
—Jaku! —schreeuwde Mariana, verscheurd—. Neeeeeeee!
De storm antwoordde met een gebrul.
En midden in de sneeuw daverde haar stem met nieuwe kracht:
En ook al omhulde de winter haar,
in haar borst begon het vuur van een nieuwe dageraad te branden.
—Ik ben de Wachteres van de Roze Vlam!
En jullie zullen er niet mee wegkomen!

🌸 Lente – Het ontwaken van de Wachteres 🌱🔥
De Roze Vlam herleeft ✨
De winter brak in duizend stukken.
De sneeuw begon te smelten, en in elke druppel glansde een weerspiegeling van hoop.
De wortels, slapend onder de rijp, fluisterden een naam.
Een naam die weerklonk in het hart van Mariana:
Wachteres.
En daar, midden in de storm die verdween, daalde een gloed uit de hemel.
Het was geen donder, geen bliksem.
Het was de Roze Zeis, zwevend als een dageraad die terugkeert.
De maansikkel brandde in een roze vuur.
De houten steel trilde op het ritme van het woud.
Ze wachtte…
Ze wachtte op het ontwaken van de Wachteres.
Dit keer wist Mariana wat ze moest doen.
Ze greep de zeis met beide handen.
Het contact ontketende een roze lichtflits die elke uithoek van het woud vulde.
Opgetild door de energie die haar omhulde, voelde ze hoe haar oude uniform als as uiteenviel.
In de plaats verscheen een gewaad, geweven uit bloemen die onder de maan geboren worden.
De Wachteres van de Roze Vlam liep nu blootsvoets, luisterend naar de hartslag van de aarde.
Een gouden gordel omgaf haar middel, die de vurige kracht van haar ziel droeg.
En om haar arm schitterde een armband als een geheime zon, die haar herinnerde dat in haar eenvoud de grootsheid woonde van een macht die geboren was om te beschermen met vuur én tederheid.
Mariana kon nauwelijks geloven wat er gebeurde.
En toch geloofde ze het.
Haar hart klopte hevig, niet van angst, maar van zekerheid.
—Welkom, Wachteres —klonk een vertrouwde stem.
Medeina verscheen met een sprong, alsof ze uit het hart van het bos zelf kwam.
Haar ogen weerspiegelden opluchting en vastberadenheid.
—Toen ik de roze gloed zag, wist ik dat het einde van de dreiging nabij was… en dat je me nodig had voor de strijd tegen Velnias.
—Ik zou willen zeggen dat ik blij ben je te zien… —zei Mariana met vaste stem—.
Maar nu heb ik een heldere missie: we moeten de Nevel van Vergetelheid tegenhouden.
Ze mogen de orde van het mystieke woud niet blijven vernietigen… noch het evenwicht van het universum in gevaar brengen.
Medeina knikte, met een trotse glans in haar ogen.
—Je weet niet hoe gelukkig ik ben je zo te horen spreken.
Dit is de Wachteres die ik me herinner.
Je moest je kracht zelf ontwaken.
Mariana glimlachte, haar hart in vuur en vlam.
—Ik ben ook blij terug te zijn.
Maar er zal later tijd zijn voor herenigingen.
De Wachteres pakte de hand van Medeina.
Ze hief de zeis naar de hemel.
Een roze bliksemschicht verlichtte het winterse gewelf.
De wind opende zich in een wervel van bloemblaadjes en licht.
Opgetild door de energie stormden ze als bliksemschichten naar het hart van het bos.
Mariana wist het:
daar, in het middelpunt van de wereld, smeedde de Nevel haar vernietigende plan.
En dáár zou de Roze Vlam met al haar kracht stralen.
In het centrum van het bos, opgesloten in een kristallen bloem, lag Zemyna te slapen, terwijl ze de laatste polsslag van het leven vasthield.
Rondom, in een tuin van vergetelheid en gevangengenomen herinneringen, stonden andere kristallen bloemen: kooien die goden en wezens gevangenhielden, prooi van de Nevel en van de handen van Aitvaras.
Zacht, maar krachtig, daalden de Wachteres van de Roze Vlam en Medeina neer uit de hemel.
—Hier zijn ze allemaal… —fluisterde de godin van het woud, terwijl ze behoedzaam naar de kristallen gevangenissen liep—.
Ik dacht dat ze vernietigd waren…
—Niet zo snel… —lachte Aitvaras, terwijl hij zijn donkere vleugels dreigend sloeg.
Hij cirkelde omhoog, hen omringend.
—Maar kijk eens aan… Medeina. Zó lang heb ik naar je gezocht. Je bent goed in verstoppen, dat geef ik toe. Maar zie: je bent gekomen alsof je uit de hemel zelf viel.
Medeina balde haar vuisten.
—Ik ben niet bang.
—Voor angst is het te laat… —siste de geest van chaos.
Met een knip van zijn vingers hulde een wervel van kristallen Medeina in, en sloot haar op in een doorzichtige bloem.
—Ha! Weer eentje minder… —lachte Aitvaras, zijn stem vol spot.
Mariana klemde de zeis met woede vast.
Maar toen zag ze het: een gouden draad, om de hals van Aitvaras gewikkeld, die aan hem trok als een onzichtbare ketting.
Ze begreep het onmiddellijk: hij was niet vrij.
Velnias beheerste hem.
—En wat scheelt er met jou, meisje? —spotte Aitvaras, cirkelend boven haar—.
Ben je gekomen om dat vervelende paddenstoeltje te redden?
En hoe wil je dat doen? Ga je me middendoor hakken met dat roze speelgoedje?
Mariana hief haar blik, vastberaden.
—Hij heet geen paddenstoeltje. Hij heet Jaku.
Hij is mijn beschermer… en het is mijn missie hém te beschermen.
Ze hief de zeis naar de hemel.
Het roze blad straalde als een dageraad.
Met een krachtige beweging sneed ze de gouden draad door die de geest gevangen hield.
Aitvaras gilde, verscheurd, terwijl zijn gevederde lichaam uiteenviel in lichtflitsen.
In zijn plaats verscheen een witte duif, die vrij omhoogvloog en verdween in het licht.
Uit de wervelwind viel iets naar beneden.
Het was Jaku.
Het kleine wezentje strekte zijn armen naar Mariana.
Ze rende naar hem toe, en op dat moment openden de zwammetjes op zijn hoofd zich als kleine parachutes.
Hij landde zacht in haar armen, lachend.
—Nou… ik wist niet dat je met ingebouwde parachute kwam —zei Mariana, terwijl ze hem stevig omhelsde—.
Ik zal nooit toestaan dat je iets overkomt.
Plotseling werd de hemel grijs.
De lucht werd ijzig.
Een donkere aanwezigheid vulde de tuin.
Tussen de kristallen bloemen verscheen Velnias, zijn schaduw strekte zich uit als een afgrond.
—Wat een… ontroerende scène —lachte hij spottend—. Ik moet er bijna van huilen.
Mariana hield zijn blik vast, zonder Jaku los te laten.
—Jij moet Velnias zijn…
Ik had je bijna niet herkend.
Ik stelde me iemand groter voor, machtiger.
Maar wat ik zie, is een trieste, zwakke man.
Voorzichtig zette ze Jaku op de grond.
Ze richtte zich op, de zeis hoog geheven.
—Ik ben de Wachteres van de Roze Vlam.
Velnias brulde.
—Ik ben Velnias! De nieuwe absolute god van de Baltische wouden en van de wereld! Kijk naar mij en beef!
Op dat moment spleet een donderslag de hemel.
Een bliksemstraal daalde neer achter Mariana en nam de gedaante van een krijger aan.
Het was Perkūnas.
Velnias week terug met een vleugje angst.
—Jij? Wat doe jij hier?
De dondergod richtte zijn ogen op Mariana.
—Wachteres, dit is jouw missie: bevrijd de goden en keer de Nevel van Vergetelheid.
Ik zal me met deze karikatuur van een god bezighouden.
Mariana keek hem in de ogen en knikte.
Perkūnas hief zijn armen naar de hemel, en bliksems daalden in zijn handen neer.
De strijd donderde achter haar.
Maar Mariana wist dat dit niet háár tegenstander was.
Ze liep verder tussen de tuin vol kristallen bloemen.
Jaku volgde haar op de voet, zijn zwammetjes zacht gloeiend.
De nevel werd dikker, kronkelend tussen wortels en takken.

Toen zag ze het.
Een bloem hield een silhouet gevangen dat ze meteen herkende: oom Chris.
Een andere… Ignacio, haar broer, met een lege blik.
Nog een: haar oma Flor, die haar haar kamde als kind.
En nog een: haar moeder, die haar aan de hand naar de dokter bracht.
—Nee… dit is niet echt —fluisterde Mariana, haar stem gebroken.
Elke stap die ze zette deed de bloemen barsten.
Elke herinnering die verscheen, deed meer pijn.
Haar kracht wankelde.
Toen rees uit de mist een wezen zonder gezicht.
Gemaakt enkel van schaduw, van stilte, van leegte.
Mariana had geen naam nodig:
ze wist wat het was.
De Nevel van Vergetelheid.
De bloemen die haar herinneringen bevatten, begonnen in duizend stukken te breken.
De gezichten van wie ze liefhad vielen uiteen als gebroken spiegels.
—Stop! —schreeuwde Mariana—.
Zíj zijn het belangrijkste! Ik wil niet alleen zijn!
De grond onder haar voeten scheurde, alsof hij haar wilde opslokken.
Mariana liet haar blik zakken, te zwak om te zien hoe haar herinneringen vergingen…
en toen zag ze het.
Een licht.
Klein, warm.
Het was Jaku.
Toen ze opkeek, zag ze niet alleen hem.
Achter het kleine spruitje stonden Ignacio, in zijn taekwondo-uniform; Majo, met de spiegel van de ster; en oom Chris, met zijn onmiskenbare groene pet.
Hun stemmen mengden zich in een fluistering die het bos vulde:
—Je bent niet alleen.
En je zult het nooit zijn.
De Wachteres haalde diep adem.
Het vuur van de Roze Vlam brandde in haar borst.
Ze hief de zeis naar de Nevel.
—Ik ben niet alleen! —brulde ze—. Mijn herinneringen zijn van míj!
Het roze blad trok een boog in de lucht.
Een lichtflits veegde de duisternis weg.
De nevel spleet als een gescheurd doek.
De kristallen bloemen barstten, bevrijdden de goden en de wezens van het Baltische woud
De Nevel van Vergetelheid beefde.
Ze wist dat ze niet kon winnen van de kracht van degene die zich herinnert.
Van degene die weet wie ze is.
Van degene die schittert door haar herinneringen en door de liefde die ze in zich draagt.
Een diepe stilte vulde het woud.
Geen leegte, maar rust.
Een stilte van vrede, alsof de aarde zelf opgelucht ademhaalde.
Toen brak een stem de stilte:
—Hou haar tegen, hou haar tegen! We moeten haar vangen! Ik zag hoe ze de Wachter van het Blauwe Licht ontglipte, en kijk eens wat er van kwam! —brulde de Noordse god van chaos, Loki, terwijl hij wankelend uit de bomen kwam, eindelijk vrij uit de taveerne waar de Nevel hem gevangen had.
—Maar… —ging Loki verder, met een brutale glimlach—, wie had gedacht dat de zus van de Wachter zó knap zou zijn?
—De zus van wie? En wie ben jij eigenlijk? —kaatste Mariana terug, terwijl ze kleine Jaku van de grond tilde, die geeuwde alsof alles maar een spelletje was.
—Perkūnas… —fluisterde Mariana, haar hart alert—. Hij vecht nog steeds tegen Velnias. Hij moet mijn hulp nodig hebben.
—Maak je geen zorgen, schoonheid —viel Loki in, zijn borst opblazend—. Ik en mijn musketiers kwamen net op tijd. Dionysos en Ragutis houden zich bezig met dat geraamte van een Velnias.
Hij boog met een overdreven gebaar.
—Laat me me voorstellen: ik ben Loki, Noordse god, zeer goede vriend van je broer Ignacio. Grote held, onafscheidelijk zijn we. Hij heeft vast al over me verteld…
Een warme hand raakte die van Mariana en onderbrak haar gedachten.
Het was Laima, met Žaltys om haar schouders gewikkeld.
—Wachteres, ik heb geen woorden om je te danken. Je hebt ons van het Vergetelheid gered. En er is iemand die ik je wil laten ontmoeten…
Uit de kristallen schaduwen verscheen, nog slaperig, Zemyna, hand in hand met Lauma.
—Wachteres —zei ze met een zachte stem, als vochtige aarde—, het is een eer je te ontmoeten. Ik ben…
Mariana deed een stap naar voren, zonder aarzeling.
—Ik weet het.
Jij bent de vruchtbare zucht die de velden wekt.
De geheime pols die onder elke wortel klopt.
Zemyna glimlachte, met tranen in haar ogen.
—Je hebt de orde teruggebracht naar de Baltische wouden. We weten niet hoe we je kunnen danken…
—Maak je geen zorgen —antwoordde Mariana, terwijl ze Jaku streelde, die tegen haar borst in slaap was gevallen—.
Dank jullie, dat jullie me hebben herinnerd wie ik ben.
Mariana keek hen allen aan met dankbaarheid.
De goden, de wezens, het woud zelf… allen bevrijd van de gevangenis van het Vergetelheid.
Ze drukte Jaku tegen zich aan en sprak vastberaden:
—Jullie hoeven me niets te geven.
Maar ik vraag jullie één ding…
Haar ogen verzachtten.
—Zorg voor hem.
—Voor wie? —vroeg Zemyna, haar hoofd schuin houdend.
Mariana keek naar het slapende wezentje, dat in zijn slaap glimlachte.
—Voor Jaku. Hij is sterk, maar nog kwetsbaar. Geef hem een thuis in het woud, waar hij kan groeien.
Toen hief ze haar blik naar de hemel.
—En als het kan… geef wat leven terug aan de boom voor mijn huis. Hij is al jaren dor. Mijn oma Flor hield van hem.
Laima knikte.
—Zo zal het zijn, Wachteres.
Mariana wilde meer vragen, vooral over wat ze van Loki had gehoord…
—Hoe kennen jullie Ignacio? Wat heeft hij met dit alles te maken?
Maar nog voor ze antwoord kreeg, werd ze omhuld door een lichtstraal.
Het woud loste op in een wervel van bloemblaadjes en kristallen.
Toen ze haar ogen opende, stond ze weer op het pad van de universiteitsexcursie.
De lucht rook naar eucalyptus, niet naar sneeuw of oud mos.
En daar, naar haar toe rennend, was Mora.
—Mari! Waar was je? Ik ben je uit het oog verloren en wilde het de prof bijna vertellen! —hijgde hij.
—Gaat het… gaat het wel goed met je?
Mariana glimlachte.
Ze legde haar hand op haar borst, alsof ze nog steeds de warmte voelde van Jaku die daar sliep.
—Ja, Mora. Het gaat goed.
Ik moest alleen… herinneren wie ik ben.
🌙
De avonturen van de Wachteres waren nog maar net begonnen.
Het woud was ontwaakt… maar de Nevel bleef vrij, verscholen in de hoeken van de herinnering.
Mariana wist het: de ware strijd lag niet in het verslaan van vijanden, maar in geloven in zichzelf.
Want zolang er herinnering, hoop en liefde bestaat…
kan geen enkele schaduw overwinnen.
🌟🌟🌟